Wettelijk verblijf en hoofdverblijfplaats in het kader van een nationaliteitsprocedure

In het kort

Het Wetboek Belgische nationaliteit (WBN) vereist in de meeste gevallen dat je een ‘wettelijk verblijf’ en 'hoofdverblijfplaats' hebt in België voor het verkrijgen van de Belgische nationaliteit. Verwar die begrippen niet met elkaar. Wettelijk verblijf betekent dat je toegelaten of gemachtigd bent om in België te verblijven. Je hoofdverblijfplaats in België hebben, betekent dat je ingeschreven bent in het Rijksregister. 

Wettelijk verblijf

Artikel 7bis, §2 WBN maakt een onderscheid tussen:

  • het wettelijk verblijf op het ogenblik van het indienen van de aanvraag
  • het wettelijk verblijf voor de periode onmiddellijk voorafgaand aan het indienen van de aanvraag

Het wettelijk verblijf moet ononderbroken zijn.

Op het ogenblik dat je de aanvraag indient of dat je de verklaring aflegt, moet je beschikken over een toelating of machtiging tot verblijf van onbeperkte duur of om je te vestigen in België. 

Artikel 3 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 bepaalt welke documenten aanvaard worden als bewijs van je wettelijk verblijf. Je moet op het ogenblik van de aanvraag houder zijn van één van de volgende documenten:

  • een elektronische B kaart
  • een elektronische C kaart (of K kaart)
  • een elektronische D kaart (of L kaart)
  • een elektronische E kaart (of EU kaart)
  • een elektronische F kaart
  • een elektronische E+ kaart (of EU+ kaart)
  • een elektronische F+ kaart
  • een elektronische M kaart
  • een elektronische M kaart met vermelding duurzaam verblijf

Gedurende de periode onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag moet je toegelaten of gemachtigd zijn om meer dan 3 maanden in België te verblijven of om je te vestigen in België. Het gaat om de vereiste periode van wettelijk verblijf voorafgaand aan de aanvraag: 

  • In het geval van een nationaliteitsverklaring bedraagt die periode 5 of 10 jaar of sinds je geboorte. 
  • In het geval van een naturalisatieaanvraag door een staatloze bedraagt die periode 2 jaar.

Artikel 4 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 bepaalt welke documentenaanvaard kunnen worden als bewijs van je wettelijk verblijf voorafgaand aan de aanvraag, en deelt ze op per categorie:

Unieburgers

  • een bijlage 19
  • een E (of EU) kaart
  • een E+ (of EU+) kaart

Familieleden van Unieburgers bedoeld in artikel 40bis van de Verblijfswet 

  • een bijlage 19ter
  • een attest van immatriculatie
  • een F kaart
  • een F+ kaart
  • een bijlage 15 die wordt afgeleverd in afwachting van de beslissing over de aanvraag tot duurzaam verblijfsrecht

Opgelet! Familieleden van Belgen (art. 40 ter Verblijfswet) en de ‘andere familieleden’ zoals bedoeld in artikel 47/1 e.v. Verblijfswet (broer, zus, tante,… van een Unieburger) worden niet vernoemd. 
Het Grondwettelijk Hof besliste in dit arrest van 27 mei 2021 dat het attest van immatriculatie dat afgegeven wordt aan een familielid van een Belg tijdens de aanvraagprocedure gezinshereniging, toch als wettig verblijf beschouwd moet worden als het afgeleverd wordt tussen twee verschillende verblijfsstatuten waarop de aanvrager geen invloed heeft.  

Begunstigden van het terugtrekkingsakkoord in het kader van de Brexit

  • een bijlage 56
  • een M kaart
  • een M kaart met vermelding duurzaam verblijf

Erkende vluchtelingen

  • een bijlage 25 of 26, of een bijlage 25quinquies of 26quinquies (enkel als de procedure geleid heeft tot een erkenning als vluchteling)
  • een attest van immatriculatie (enkel als de procedure geleid heeft tot een erkenning als vluchteling)
  • een A kaart
  • een B kaart

Opgelet! Als het verzoek om internationale bescherming tot subsidiaire bescherming heeft geleid, kan het procedureverblijf volgens de wet niet meetellen als wettelijk verblijf voorafgaand aan de aanvraag.

Andere vreemdelingen

  • een A kaart
  • een B kaart
  • een C kaart (of K kaart)
  • een D kaart (of L kaart)
  • een H kaart
  • een bijlage 15 telt mee als:
    • de burgemeester of de ambtenaar je niet onmiddellijk in de bevolkingsregisters kan inschrijven (bijvoorbeeld als nog een woonstcontrole nodig is)
    • de burgemeester of de ambtenaar het verblijfsdocument waarop je recht hebt nog niet kan afgeven (bijvoorbeeld om technische redenen)
    • de minister of de ambtenaar geen beslissing kan nemen over de vernieuwingsaanvraag van de voorlopige machtiging tot verblijf, als je die aanvraag indiende vóór het verstrijken van je huidige machtiging tot verblijf
    • je verblijfsvergunning verstrijkt tijdens je aanvraag tot vestiging of verkrijging van de status van langdurig ingezetene

Hoofdverblijfplaats

Volgens artikel 1, §2, 1° WBN is je hoofdverblijfplaats de plaats van inschrijving in:

  • het bevolkingsregister
  • het vreemdelingenregister
  • het wachtregister

Het hoofdverblijf moet ononderbroken zijn.

Hoofdverblijfplaats gevestigd op grond van een wettelijk verblijf

Voor een nationaliteitsverklaring wordt een bepaalde periode wettelijk verblijf vereist voor de aanvraag ingediend kan worden. Afhankelijk van de situatie gaat het om:

  • de periode sinds de geboorte
  • 5 jaar voorafgaand aan de nationaliteitsverklaring
  • 10 jaar voorafgaand aan de nationaliteitsverklaring

De wet vereist dat voor die periode de ‘hoofdverblijfplaats gevestigd is op grond van een wettelijk verblijf’. Dat wil zeggen dat je gedurende die hele periode in het Rijksregister ingeschreven moet zijn met één van de documenten die als wettelijk verblijf voorafgaand aan de aanvraag beschouwd worden. 

Ononderbroken

Zowel de vereiste periode wettelijk verblijf als de vereiste periode hoofdverblijf moeten ononderbroken zijn.

Als je tijdelijk afwezig bent voor niet meer dan 6 maanden, dan heeft dat geen invloed op het ononderbroken karakter van je verblijf. Een afwezigheid van meer dan 6 maanden onderbreekt het wettelijk verblijf wel. Je moet na de onderbreking opnieuw beginnen tellen om de vereiste periode van wettelijk verblijf te berekenen.

Een bijkomende voorwaarde is dat de totale duur van de verschillende afwezigheden, die elk op zich niet langer dan 6 maanden mogen duren, niet groter mag zijn dan 1/5 van de duur die nodig is voor het verkrijgen van de nationaliteit. Als er bijvoorbeeld een wettelijk verblijf van 5 jaar moet worden aangetoond, mag de totale duur van je afwezigheden niet meer bedragen dan 1/5 van 5 jaar, dus niet meer dan 1 jaar.

De volgende specifieke redenen voor afwezigheden worden aanvaard:

  • privéredenen
  • redenen van professionele of academische aard
  • het volgen van een opleiding
  • verblijf in een verpleeginrichting of een strafinrichting

Het gaat enkel over de afwezigheden die bij de gemeente gemeld zijn. Korte verblijven in het buitenland worden meestal niet gemeld bij de gemeente.

Volgens de omzendbrief zou een ambtelijke schrapping in elk geval als een onderbreking van je hoofdverblijfplaats beschouwd moeten worden. Vanuit de rechtsleer komt hier kritiek op en wordt geopperd om de periode van schrapping op dezelfde manier als tijdelijke afwezigheid te benaderen.