Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 148.879 - 30-06-2015

Samenvatting

De Raad stelt vast dat de verwerende partij weliswaar akte heeft genomen van het feit dat verzoekster stelt ziek en hulpbehoevend te zijn, van haar leeftijd en van het feit dat zij samenwoont met haar dochter, schoonzoon en kleinkinderen. Verzoekster kan echter worden bijgetreden waar zij stelt dat de verwerende partij uit het oog verliest dat de medische problemen, ook al zijn deze te licht bevonden om een medische regularisatieaanvraag te staven, nog steeds samen met eventuele andere elementen een humanitaire aanvraag kunnen rechtvaardigen. Immers, het is niet zo dat omdat haar aanvraag op grond van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet werd afgewezen dat verzoekster niet een zekere mate van afhankelijkheid zou kunnen hebben ten aanzien van haar kinderen omwille van haar specifieke situatie. De verschillende elementen die de situatie van verzoekster kenmerken werden elk op zich en los van elkaar beoordeeld, maar uit de motivering blijkt geenszins dat de verwerende partij rekening heeft gehouden met het feit dat ze in hun samenhang kunnen wijzen op een zekere kwetsbaarheid en afhankelijkheid die relevant kan zijn in het licht van de beoordeling van de buitengewone omstandigheden. Het onderzoek werd dus niet gevoerd met de nodige zorgvuldigheid.