Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 130.247 - 26-09-2014

Samenvatting

De verzoeker verwijst naar het feit dat hij indien hij zou zijn gehoord, had kunnen aanvoeren dat hij een relatie heeft met een Unieburger en dat hij samen met deze Unieburger tevens een kind heeft dat ook een Unieburger is. De verzoeker betoogt verder dat indien hij deze elementen had kunnen aanvoeren, de gemachtigde hiermee krachtens artikel 74/13 Vw. rekening had moeten houden, wat in casu niet is gebeurd. Deze argumenten worden tevens betrokken op een mogelijke schending van artikel 8 EVRM. Zijn betoog dat hij deel uitmaakt van een gezin in de zin van artikel 8 EVRM staaft hij door een uittreksel uit het geboorteregister voor te leggen waaruit blijkt dat hij op 16 september 2014 het vaderschap van het kind van zijn partner met Nederlandse nationaliteit heeft erkend door een ingevulde vragenlijst wettelijke samenwoning voor te leggen op 9 september 2014 ingevuld door hemzelf en zijn Nederlandse partner, bij de stad Antwerpen.    
De Raad stelt vast dat deze administratieve formaliteiten ter erkenning van zijn gezinsleven de facto, plaats hadden in tempore non suspecto, daar de bestreden beslissing dateert van 22 september 2014. Ter terechtzitting verklaart de raadsvrouw dat verzoeker deze administratieve formaliteiten vervulde met het oog op het indienen van een aanvraag om gezinshereniging met zijn Nederlandse partner en kind op basis van de artikelen 47/1 en 47/2 Vreemdelingenwet. De aanvraag werd echter nog niet ingediend daar de verzoeker in afwachting is van een bewijs van wettelijke samenwoonst, dat pas wordt afgegeven nadat een onderzoek naar een mogelijke schijnrelatie heeft plaats gehad, wat de Raad op eerste zicht niet onaannemelijk voorkomt. In de huidige stand van het geding wordt bijgevolg op het eerste gezicht aannemelijk gemaakt dat de thans door de verzoeker aangereikte informatie, waarmee de gemachtigde krachtens artikel 74/13 Vreemdelingenwet rekening had moeten houden, van aard is dat zij mogelijks had kunnen leiden tot een andere beslissing of tot het uitblijven ervan. Het niet horen van verzoeker heeft, gelet op alle feitelijke en juridische omstandigheden van het geval, in casu dan ook daadwerkelijk de verzoeker de mogelijkheid ontnomen om zich zodanig te verweren dat deze besluitvorming inzake het afleveren van een bevel om het grondgebied te verlaten een andere afloop had kunnen hebben. Een schending van artikel 41 Handvest Grondrechten EU in samenhang met een schending van artikel 74/13 Vw. en een mogelijke schending van artikel 8 EVRM worden op het eerste gezicht aannemelijk gemaakt. De middelen zijn in de besproken mate ernstig.