Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 150.548 - 10-08-2015

Samenvatting

Er moet worden onderzocht of de verzoeker beschouwd kan worden als een ‘réfugié sur place’. De RvV verwijst onder meer naar artikel 5 van de Kwalificatierichtlijn (2011/95/EU): een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico ernstige schade te ondergaan kan gebaseerd zijn op gebeurtenissen die plaats hadden tijdens het vertrek van de verzoeker uit zijn herkomstland of op activiteiten uitgevoerd door de verzoeker sinds zijn vertrek uit het herkomstland. De RvV is van mening dat omwille van de zichtbaarheid van de verzoeker en omwille van het feit dat hij een Congolese tegenstander is, samen bekeken met zijn specifiek profiel in de DRC, het waarschijnlijk is dat de Congolese autoriteiten geïnformeerd worden of zonder moeilijkheden zijn politiek activisme in België ontdekken.
 
De Raad wijst ook op de fraude van de verzoeker, die hij erkent, en herinnert tegelijk aan vaststaande rechtspraak waaruit besloten moet worden dat zijn verklaringen ertoe kunnen leiden dat het CGVS legitiem de goede trouw van de asielzoeker in vraag stelt. Dit stelt het CGVS er echter niet van vrij te onderzoeken of er een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade aanwezig is. De Raad brengt naar voor dat het militantisme van de verzoeker in België en de vrees die hij heeft plausibel is en voldoende aangetoond is.