Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 156.249 - 9-11-2015

Samenvatting

In het administratief dossier bevindt zich echter ook een schrijven van diezelfde raadsman van 18 augustus 2015, luidens het “Verzend Controle Rapport” gefaxt op dezelfde dag om 9u11 aan de Cel Dublin, waarin wordt gewezen op de impact van de massale toestroom van vluchtelingen in Italië in 2015 -meer bepaald 54.000 op datum van 8 juni 2015- op het Italiaanse opvang- en asielsysteem, met als bron het UNHCR. Evenzeer wordt gewezen op de gewijzigde Europese context en op het feit dat Duitse hoven en rechtbanken inmiddels oordelen –het voormelde AIDA-rapport mee in rekening genomen- dat er geen garanties zijn dat er opvang conform de menselijke waardigheid zal geboden worden. Uit niets blijkt dat met deze informatie werd rekening gehouden, terwijl het de verwerende partij zelfs in het algemeen genomen toch niet onbekend mocht zijn dat de instroom van asielzoekers massaal bleef toenemen na de publicatie van het AIDA-rapport (up to date tot januari 2015).
 
Bovendien werd de informatie die de verzoekende partij thans bij haar verzoekschrift voegt, en waaruit onder meer blijkt dat op 28 september 2015 131.000 vluchtelingen en migranten in Italië zijn toegekomen via de Middellandse Zee, reeds neergelegd in het kader van de beroepsprocedure tegen een eerdere, later ingetrokken beslissing tot weigering van verblijf.
In de geschetste context kon de verwerende partij in ieder geval niet onkundig zijn over de massale toestroom waarmee Italië recentelijk te maken kreeg.
 
De verwerende partij kwam op grond van gegevens tot ten laatste 30 april 2015, reeds tot de conclusie dat de bronnen “inderdaad een beeld geven van een moeilijke situatie maar eveneens aantonen dat dat de Italiaanse instanties zich niet onverschillig opstellen en dat maatregelen worden genomen om bepaalde tekortkomingen het hoofd te bieden”. In die op het eerste gezicht toch al précaire omstandigheden komt het haar toe de vinger aan de pols te houden, zeker wanneer zij wordt geconfronteerd met informatie van de verzoekende partij waaruit blijkt dat de cijfers die zij hanteert (in de bestreden beslissing is sprake van de opvang van 35.000 migranten buiten de reguliere opvangcentra en van structuren die 443 Dublin-terugkeerders kunnen huisvesten) slechts een fractie zijn van de actuele situatie (131.000 migranten die via de zee Italië bereiken, op 28 september 2015). Een verwijzing naar de intenties van de Italiaanse overheden en de Europese steun die zij daarbij zouden krijgen is zeker een element dat in ogenschouw moet worden genomen, maar doet geen afbreuk aan de voorgaande vaststellingen. Op geen enkel ogenblik werd immers een onderzoek gevoerd naar de vraag of de geschetste inspanningen in de huidige omstandigheden volstaan om het risico op een schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest te vermijden.
 
Een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel in het licht van het rigoureuze onderzoek dat zij moet voeren ex artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie lijkt op het eerste gezicht te zijn aangetoond. De argumentatie van de verwerende partij in de nota doet daaraan geen afbreuk. In zoverre de verwerende partij overigens verwijst naar de individuele situatie van de verzoekende partij, dient erop te worden gewezen dat zij, los van deze individuele situatie, het terecht nodig heeft geacht over te gaan tot een onderzoek van de algemene situatie, met name: “Algemeen zijn we van oordeel dat bronnen, die onder meer de Italiaanse onthaal- en opvangvoorzieningen voor asielzoekers belichten, inderdaad een beeld geven van een moeilijke situatie maar eveneens aantonen dat de Italiaanse instanties zich niet onverschillig opstellen en dat maatregelen worden genomen om bepaalde tekortkomingen het hoofd te bieden en geven ons inzien dan ook geen aanleiding te besluiten dat de onthaal- en opvangvoorzieningen voor asielzoekers in Italië dermate structurele tekortkomingen vertonen waardoor asielzoekers die in het kader van Verordening 604/2013 aan Italië worden overgedragen per definitie een reëel risico lopen op blootstelling aan omstandigheden die een schending zouden zijn van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest. Het loutere feit dat opmerkingen kunnen worden gemaakt betreffende bepaalde aspecten in verband met de opvang en behandeling van asielzoekers in Italië is volgens ons niet zwaarwichtig genoeg om tot dit besluit te komen.”