Raad van State - 206.947   - 26-08-2010

Samenvatting

Het bestreden arrest besluit tot de kennelijke onredelijkheid van de aanvankelijk bestreden beslissing omdat “de twee medische attesten tot tegenstrijdige conclusies komen op cruciale punten, meer bepaald met betrekking tot de vraag of verzoeker al dan niet kan reizen en met betrekking tot de ernst van de aandoening, wat belangrijk is om een inschatting te kunnen maken over het al dan niet aanwezig zijn van een adequate behandeling in het land van herkomst”. Hierbij moet evenwel opgemerkt worden dat, wanneer een verblijfsaanvraag op basis van artikel 9ter van de Vreemdelingenwet ongegrond verklaard wordt, dit veelal precies zal zijn omwille van het feit dat de ambtenaar-geneesheer in zijn advies tot een andere conclusie komt dan hetgeen de aanvrager trachtte te staven aan de hand van de neergelegde medische attesten. Een motivering die enkel steunt op de vaststelling dat het advies van de ambtenaar-geneesheer strijdig is met de neergelegde medische attesten kan aldus van toepassing zijn op een onbepaald aantal gevallen. Aldus is niet duidelijk waarom in het voorliggende geval de rechter in vreemdelingenzaken oordeelde dat de bestreden beslissing kennelijk onredelijk is, te meer nu uit het bestreden arrest blijkt dat de ambtenaar-geneesheer in zijn advies rekening gehouden heeft met het neergelegde attest en dit punt voor punt betrokken heeft in zijn advies. De formele motivering van het bestreden arrest faalt derhalve.