Raad van State - 229.004 - 3-11-2014

Samenvatting

Uit de ontstaansgeschiedenis van artikel 39/81 van de vreemdelingenwet en de sedert de Wetswijziging van 31 december 2012 uitdrukkelijk gestelde vereiste van een samenvatting van de middelen, blijkt aldus dat een loutere herhaling van of een verwijzing naar de oorspronkelijke middelen niet volstaat in de synthesememorie. 
Indien een verzoeker niet wenst te repliceren op het verweer dat in de nota met opmerkingen tegen zijn middelen wordt gevoerd en evenmin voornemens is bepaalde middelen of onderdelen uit het verzoekschrift te laten vallen, kan hij volstaan met de mededeling binnen de acht dagen na de kennisgeving door de griffie van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen van de neerlegging van het administratief dossier dat hij geen synthesememorie wenst in te dienen. Indien een verzoeker in die omstandigheden toch vraagt om een synthesememorie in te dienen en hij zich vervolgens in die synthesememorie beperkt tot het loutere herhalen van de middelen uit het verzoekschrift, handelt hij dilatoir. Op die wijze verlengt hij immers nodeloos de behandelingsduur van zijn zaak en vergroot hij de administratieve last voor de partijen en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. 
Indien een verzoeker daarentegen zijn middel of middelen wenst aan te houden en hij wel degelijk wenst te repliceren op het verweer dat in de nota met opmerkingen tegen dat middel of die middelen wordt gevoerd, kan hij binnen de in de wet gestelde termijnen vragen om een synthesememorie in te dienen en daarin zijn middel of middelen hernemen, al dan niet in verkorte vorm, en aangevuld met de gewenste repliek. Ook indien hij zijn middel of middelen letterlijk herhaalt en ze met een werkelijke repliek aanvult, komt hij immers tegemoet aan de hierboven in de verantwoording bij het amendement dat tot de laatste wijzing van artikel 39/81 van de vreemdelingenwet heeft geleid aangehaalde bekommernis om hem toe te laten “te repliceren op het verweer tegen de middelen die [hij] wel wenst aan te houden zodat [hij] de middelen samenvat”. 
Uit wat vooraf gaat volgt dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in strijd met artikel 39/81, vijfde lid, van de vreemdelingenwet heeft besloten dat het letterlijk hernemen van de middelen, gevolgd door een antwoord op het verweer in de nota met opmerkingen, niet voldoet aan de definitie van de “synthesememorie” in die bepaling. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen vermocht dan ook niet de door de verzoekers ingediende synthesememorie op die wijze buiten beschouwing te laten noch tot het verlies van het vereiste belang te besluiten. Het enige middel is gegrond.