Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - 86.032 - 22-08-2012

Samenvatting

De ambtenaar-geneesheer oordeelde dat de ziekte niet beantwoordt aan artikel 9ter, § 1, eerste lid Vreemdelingenwet. De verwerende partij moest gezien artikel 9ter, § 3, 4° Vreemdelingenwet de aanvraag onontvankelijk te verklaren. Het EVRM is een hogere norm dan de Vreemdelingenwet. De rechtspraak van het EHRM moet gerespecteerd worden. Het EHRM hanteert een hoge drempel in medische zaken en die rechtspraak werd hier gerespecteerd. Het EHRM oordeelde dat artikel 3 EVRM niet het recht waarborgt om op het grondgebied van een Staat te blijven alleen om de reden dat die Staat betere medische verzorging kan verstrekken dan het land van herkomst. Dat de uitwijzing de gezondheidstoestand of de levensverwachting van de betrokkene beïnvloedt, is niet voldoende om een schending van die bepaling op te leveren. Enkel in zeer uitzonderlijke gevallen wanneer de humanitaire redenen die pleiten tegen de uitwijzing dwingend zijn, kan een schending van artikel 3 EVRM aan de orde zijn. Gelet op de zeer hoge drempel die het EHRM hanteert moet de verzoeker in concreto aantonen dat zijn actuele medische toestand dermate ernstig en kritisch is dat er dwingende humanitaire gronden zijn om hem een machtiging tot verblijf om medisch redenen te geven. Het komt de ambtenaar-geneesheer toe hierover te oordelen. Deze stelde in dit geval dat de gezondheidstoestand niet kritiek is. De medische regularisatie-aanvraag is niet op kennelijk onredelijke wijze onontvankelijk verklaard.