Raad van State - 202.208 - 22-03-2010

Samenvatting

De minister van Binnenlandse Zaken stelt in de bestreden beslissing dat de verzoekende partij "zich, net zoals elke Armeniër, naar de Belgische ambassade in Moskou (dient) te begeven om aldaar een verblijfsvergunning voor België aan te vragen" en dat de verzoekende partij "niet heeft aangetoond dat zij zich in de onmogelijkheid bevindt om deze procedure te volgen". De verzoekende partij heeft in haar aanvraag om machtiging tot verblijf echter ook het feit dat zij niet over reisdocumenten beschikt, als een buitengewone omstandigheid aangevoerd. Uit de bestreden beslissing blijkt niet dat de minister van Binnenlandse Zaken met deze buitengewone omstandigheid rekening heeft gehouden. Het zich als Armeniër al dan niet naar Moskou kunnen begeven is uiteraard fundamenteel om zich naar de Belgische ambassade aldaar te kunnen begeven, zoals in de bestreden beslissing wordt voorgesteld. De formele motiveringsplicht aldus is geschonden.