Stopzetting steun of opvang asielzoekers na arrest RvV

De POD MI heeft aan de VVSG meegedeeld tot wanneer hij financiële OCMW-steun terugbetaalt als een asielaanvraag wordt afgewezen door een negatief arrest van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV).

De VVSG deelt de voorlopige standpunten van de POD MI mee in zijn nieuwsbrief M-Weter van augustus en september 2014. De VVSG gaf opmerkingen aan de POD MI. De POD MI werkt nu aan een FAQ. In afwachting van de FAQ kunnen de OCMW's individuele situaties voorleggen aan de POD MI.

De praktijk van de POD MI is van belang voor de volgende situaties:

  • afgewezen asielzoekers die mogelijk nog een beroep bij de Raad van State (RvS) kunnen indienen maar wiens termijn van het uitwijzingsbevel al afloopt;
  • afgewezen asielzoekers die nog geen uitwijzingsbevel krijgen omdat ze nog een lopende regularisatie-aanvraag hebben.

Er is onduidelijkheid over deze situaties sinds de wetgeving over het uitwijzingsbevel na een asielweigering (bijlage 13quinquies) gewijzigd is, sinds 1 september 2013.

Wijziging in de Verblijfswet sinds 1 september 2013

Het gewijzigde artikel 52/3 Verblijfswet is van kracht sinds 1 september 2013:

  • Vóór september 2013 betekende de DVZ twee keer een bijlage 13quinquies: de eerste na de negatieve CGVS-beslissing en de tweede na het negatieve RvV-arrest. Beide uitwijzingsbevelen hadden een termijn van 30 dagen.
  • In september 2013 werd de tweede bijlage 13quinquies vervangen door een verlenging van 10 dagen van de eerste bijlage 13quinquies. Het eerste bevel van 30 dagen komt na de negatieve beslissing van het CGVS, en is niet uitvoerbaar zolang de beroepstermijn om in volle rechtsmacht in beroep te gaan bij de RvV loopt, en zolang dit beroep hangende is. Als de RvV negatief beslist over dit beroep, stuurt de DVZ een nieuw bevel in de vorm van een verlenging van het oude bevel met 10 dagen. Die verlenging wordt in de praktijk door DVZ per aangetekende brief gemeld aan de asielzoeker. De einddatum van het bevel is al uitgerekend in deze brief; de brief bepaalt dus de uiteindelijke dag vanaf wanneer het bevel effectief uitvoerbaar wordt. De beroepstermijn om na een negatief RvV arrest naar de RvS te stappen is niet-opschortend, aangezien het om een cassatieberoep gaat.

Recht op financiële steun volgens de POD MI

  • Volgens de VVSG is het standpunt van de POD MI dat asielzoekers die al financiële steun kregen voor het negatieve arrest van de RvV nog verder recht hebben op financiële steun gedurende de beroepstermijn van 30 dagen om in beroep te gaan bij de Raad van State (RvS), en gedurende het hangende beroep bij de RvS. Dat is zo zelfs als de verlenging van de bijlage 13quinquies die na het RvV-arrest betekend wordt, verstrijkt voordat de beroepstermijn van 30 dagen voorbij is.
    • Opmerking: Met dit standpunt lijkt de POD MI het oude arrest van het Arbitragehof nr. 43/98 van 22 april 1998 te volgen. Het Arbitragehof (nu Grondwettelijk Hof) aanvaardde geen inperking van OCMW-steun tijdens de beroepsmogelijkheid bij de Raad van State tegen een asielweigering, omdat dat anders geen effectief beroep zou zijn.
  • Volgens de VVSG geldt dit standpunt van de POD MI echter niet voor asielzoekers die de materiële opvang moeten verlaten tijdens hun beroepstermijn of hangend beroep bij de Raad van State (nadat de verlenging van hun bijlage 13quinquies verstreken is). Een lopende Raad van State procedure geeft pas recht op opvang als de RvS het cassatieberoep toelaatbaar verklaart. Volgens de POD MI geeft een lopende RvS-procedure tegen een asielweigering wel recht op financiële steun, tenzij voor wie nog geen financiële steun had op het moment van afwijzing van de asielaanvraag.
    • Opmerking: dat lijkt niet conform de rechtspraak van het Arbitragehof, en ook discriminerend ten opzichte van asielzoekers die al financiële steun kregen op het moment van afwijzing van hun asielaanvraag.
  • Volgens de VVSG heeft de POD MI ook bepaald om de terugbetaling van financiële steun te stoppen als de beroepstermijn verstrijkt zonder dat er een beroep bij de Raad van State werd ingediend, ongeacht of de verlenging van 10 dagen van het eerste bevel al betekend is. Deze verlenging van het uitwijzingsbevel lijkt dus irrelevant voor de POD MI om het moment van stopzetting van steun te bepalen. Dat treft afgewezen asielzoekers die nog een regularisatie-aanvraag hebben lopen en die om die reden nog geen verlenging van de bijlage 13quinquies krijgen omdat DVZ eerst de hangende regularisatie-aanvraag wil behandelen.
    • Opmerking: er zijn veel argumenten tegen dit standpunt van de POD MI. Het RvV beroep in volle rechtsmacht maakt deel uit van de asielprocedure. Art. 52/3 Verblijfswet voorziet dat er na een negatief RvV arrest een verlenging van 10 dagen van de eerste bijlage 13quinquies moet worden gegeven. Art. 57, §2, vierde lid OCMW-wet bepaalt dat de financiële steun aan een asielzoeker pas stopgezet mag worden als de asielaanvraag geweigerd is en er een “uitvoerbaar bevel” betekend werd. De termijn van 10 dagen is nodig om de eerste bijlage 13quinquies uitvoerbaar te maken. Art. 57, §2, vijfde lid OCMW-wet bepaalt dat de financiële steun behouden blijft gedurende de termijn vermeld op het bevel als dat aan een werkelijk steuntrekkende vreemdeling betekend wordt. Om al deze redenen heeft de verlenging van de eerste bijlage 13quinquies dezelfde draagwijdte voor het behoud van het recht op financiële steun, als de vroegere tweede bijlage 13quinquies.

Recht op opvang volgens de Opvangwet en Fedasil

Bovenstaande interpretaties van de POD MI wijken af van de toepassing die Fedasil aan artikel 6 van de Opvangwet geeft met betrekking tot materiële opvang voor asielzoekers.

  • Fedasil is van mening dat het recht op materiële opvang eindigt bij het aflopen van het bevel, en dus aan het einde van de verlenging van 10 dagen van het bevel dat DVZ geeft na een negatief arrest van de RvV. Als er tijdelijk geen verlenging van het bevel komt na een negatief RvV arrest, omwille van een hangende regularisatie-aanvraag die de DVZ eerst wil behandelen, zet Fedasil de materiële opvang verder. Artikel 6 van de Opvangwet zegt dat het recht op opvang enkel eindigt na afloop van de asielprocedure, als er een bevel is afgeleverd en de termijn ervan verstreken is.
    • Opmerking: Asielzoekers die opgevangen worden, hebben op dit punt een voordeel ten opzichte van asielzoekers met financiële steun.
  • Er is volgens Fedasil geen recht op materiële hulp gedurende de beroepstermijn van 30 dagen om naar de RvS te stappen, noch tijdens het hangende beroep voor de RvS. Enkel wanneer de RvS dat beroep “toelaatbaar” verklaart, is er terug een recht op materiële hulp. Dat laatste staat ook letterlijk in artikel 6 van de Opvangwet.
    • Opmerking: Asielzoekers die om die reden de materiële opvang hebben moeten verlaten, kunnen volgens de POD MI echter niet terecht bij het OCMW voor financiële steun. Asielzoekers die opgevangen worden, hebben op dit vlak dus een nadeel ten opzichte van asielzoekers met financiële steun.
Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

Meer info