RvV verduidelijkt toepassing “fraus omnia corrumpit” na intrekking 9bis beslissing

In zijn arrest nr. 164.592 van 24 maart 2016 vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een beslissing van Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) tot intrekking van een regularisatie voor onbeperkte duur op basis van artikel 9bis Verblijfswet. Uit het administratief dossier blijkt niet dat betrokkene fraude heeft gepleegd.

Feiten

Nadat verschillende asiel- en regularisatieaanvragen werden afgewezen, verkreeg een derdelander een machtiging tot verblijf van onbeperkte duur op grond van langdurig verblijf in België en integratie.

Betrokkene had vóór zijn verblijf in België een strafrechtelijke veroordeling van zeven jaar in Duitsland opgelopen en een inreisverbod van vijf jaar. Hij had deze feiten achtergehouden voor DVZ of er onjuiste verklaringen over afgelegd.

Toen DVZ kennis kreeg van de feiten, beëindigde DVZ de verblijfsmachtiging op basis van artikel 13, §2bis Verblijfswet en het algemeen rechtsbeginsel ‘fraus omnia corrumpit’. Betrokkene werd verweten:

  • informatie te hebben achtergehouden waardoor DVZ geen beslissing had kunnen nemen die met alle elementen rekening hield
  • het Belgisch grondgebied te hebben betreden ondanks het inreisverbod, waardoor hij zijn verblijf uiteindelijk had kunnen regulariseren

Analyse RvV

De RvV verwijst naar de invulling die het Hof van Cassatie (HvC) geeft aan het begrip ‘fraus omnia corrumpit’ (letterlijk: fraude bederft alles). Volgens het HvC is dit een algemeen rechtsbeginsel. Het houdt in dat de dader van een bedrieglijke handeling geen voordelen uit zijn bedrog kan halen.

De toepassing ervan veronderstelt volgens het HvC:

  • het bestaan van bedrog, kwaadwilligheid, opzettelijke misleiding en oneerlijkheid en
  • de bedoeling te schaden of winst te behalen

Om ‘fraus omnia corrumpit’ te kunnen aanvoeren tegen iemand moet:

  • de betrokkene door een fout de rechten van anderen hebben geschaad
  • die fout met bedrieglijk opzet zijn begaan

Volgens de RvV:

  • is het aan DVZ om vast te stellen dat tegen betrokkene een inreisverbod werd uitgevaardigd dat nog steeds geldig is
  • maakt het betreden van het grondgebied ondanks een inreisverbod een overtreding van de verblijfsreglementering uit, maar niet per se bedrieglijk opzet
  • kan DVZ niet eerst betrokkene regulariseren op basis van integratie en sociale banden na afgifte van meerdere bevelen wegens illegaal verblijf en daarna betrokkene verwijten onterecht aanspraak te hebben gemaakt op integratie en sociale banden

Er is volgens de RvV geen sprake van een schending van artikel 13, §2 Vw. Uit het administratief dossier blijkt niet:

  • dat betrokkene frauduleuze verklaringen heeft afgelegd die van doorslaggevend belang waren voor het bekomen van de verblijfsmachtiging
  • dat betrokkene gebruik heeft gemaakt van valse documenten, een valse identiteit heeft opgegeven of anderszins fraude heeft gepleegd
  • dat betrokkene op frauduleuze wijze doorslaggevende informatie heeft verzwegen

Om die reden vernietigt de RvV de intrekkingsbeslissing betreffende de toegekende regularisatie van onbepaalde duur.