RvV verduidelijkt begrip 'ernstig misdrijf' als uitsluitingsgrond voor subsidiaire bescherming

In een arrest van 28 mei 2015, uitgesproken met drie rechters, schept de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) duidelijkheid over de interpretatie en de afbakening van het begrip ‘ernstig misdrijf’, als uitsluitingsgrond voor de subsidiaire beschermingsstatus, zoals opgenomen in artikel 55/4, c) van de Verblijfswet.

Feiten

De verzoeker in deze zaak is een Syrische man die sinds 1986 in België verblijft en in 1987 een eerste asielaanvraag indiende in België. Ondanks het feit dat zijn asielaanvraag geweigerd werd, heeft de man het Belgische grondgebied nooit verlaten. Tussen oktober 1988 en augustus 2008 werd hij negen keer veroordeeld voor strafrechtelijke feiten, in totaal goed voor meer dan vijfentwintig jaar celstraf. In de meeste gevallen ging het om bezit en handel van harddrugs zoals heroïne en cocaïne, maar ook voor bedreigingen van aanzien van personen en diefstal met geweld.

Gelet op de huidige situatie in Syrië, diende de man op 5 november 2014 een tweede asielaanvraag in. Het CGVS acht de vervolgingsfeiten die verzoeker aanhaalt niet geloofwaardig en weigert verzoeker de vluchtelingenstatus. Hoewel het CGVS erkent dat verzoeker bij een terugkeer naar Syrië een risico op ernstige schade in de zin van artikel 48/4, § 2, c) van de Verblijfswet loopt, sluit hij verzoeker uit van de subsidiaire beschermingsstatus op basis van het plegen van een ernstig misdrijf, zoals voorzien in artikel 55/4, c) van de Verblijfswet.

RvV

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) bevestigt de motivering in de bestreden beslissing over het weigeren van de vluchtelingenstatus aan verzoeker.

Vervolgens buigt de RvV zich over de vraag of verzoeker al dan niet moet worden uitgesloten van de subsidiaire beschermingsstatus. De RvV onderscheidt daarvoor twee vragen:

- Is artikel 55/4, c) Vw van toepassing op feiten die gepleegd werden in het land waar de bescherming wordt aangevraagd?

- Vallen de feiten die verzoeker gepleegd heeft binnen de reikwijdte van het begrip ‘ernstig misdrijf’ van artikel 55/4, c) Vw?

Locatie en tijdstip irrelevant

De RvV herinnert eraan dat de uitsluitingsgronden voor de subsidiaire beschermingsstatus in artikel 55/4 Vw restrictief geïnterpreteerd moeten worden. Dat is net zoals de uitsluitingsgronden die zijn opgenomen in artikel 1, F van het Vluchtelingenverdrag met betrekking tot de vluchtelingenstatus.

Maar artikel 55/4, c) Vw laat uitsluiting van de subsidiaire beschermingsstatus op basis van een ernstig misdrijf toe, ongeacht de locatie of het tijdstip waarop de feiten gepleegd werden. Ook misdrijven die in België worden gepleegd komen in aanmerking als uitsluitingsgrond in de zin van artikel 55/4, c) Vw. Dat in tegenstelling tot de uitsluitingsgrond in artikel 1, F, b) van het Vluchtelingenverdrag, op basis waarvan iemand alleen kan worden uitgesloten van de vluchtelingenstatus indien hij een ernstig, niet-politiek misdrijf heeft begaan buiten het land van toevlucht voordat hij tot dit land als vluchteling is toegelaten.

Draagwijdte van het begrip ‘ernstig misdrijf’

Voor de invulling van het begrip ‘ernstig misdrijf’, wijst de RvV er op dat de UNHCR met betrekking tot de uitsluitingsgrond van artikel 1, F van het Vluchtelingenverdrag een aantal factoren aangeeft ter indicatie of een misdrijf als ernstig kan worden beschouwd. Deze factoren kunnen naar analogie worden toegepast voor de interpretatie van artikel 55/4, c) Vw, met betrekking tot de uitsluiting van subsidiaire bescherming. Volgens de UNHCR is de kwalificatie als ‘misdrijf’ in de nationale strafwet irrelevant. Kleinere inbreuken komen niet in aanmerking. Er moet rekening gehouden worden met:

  • de aard van de handeling
  • de werkelijke schade die werd aangericht
  • de aard van de procedure om de strafmaat te bepalen
  • de vraag of de meeste jurisdicties de handeling als een ernstig misdrijf aanzien.

Voorbeelden hiervan zijn volgens de UNHCR moord, verkrachting of een gewapende overval. Ook andere strafbare feiten kunnen een ernstig misdrijf uitmaken indien:

  • zij gepaard gaan met het gebruik van dodelijke wapens
  • ernstige letsels veroorzaken
  • het gaat om herhaaldelijk zwaar crimineel gedrag.

Kleine diefstallen of het bezit van illegale drugs voor persoonlijk gebruik bereiken de drempel van artikel 1, F van de Vluchtelingenconventie echter niet.

De RvV wijst erop dat het EHRM reeds verschillende keren wees op de ravage die drugs aanrichten in de maatschappij en dat autoriteiten hard optreden tegen degenen die actief bijdragen aan de verspreiding van deze plaag. Daarnaast wijst de RvV erop dat ook rechtbanken in andere landen drugdelicten als ernstig misdrijf beschouwen en aanvaarden als uitsluitingsgrond en dat dit in de rechtsleer de meest gangbare doctrine is.

Hoewel niet elke overtreding van de drugswetgeving als ‘ernstig’ bestempeld kan worden, oordeelt de RvV dat de drempel in dit geval overschreden is door de aard, de omvang en het herhaaldelijk karakter van de inbreuken. Artikel 55/4 Vw voorziet niet in verzachtende omstandigheden. Het feit dat verzoeker zijn strafmaat zo goed als volledig heeft uitgezeten, heeft dan ook geen invloed op de toepassing van de uitsluitingsclausule.

Wel benadrukt de RvV dat de toepassing van de uitsluitingsclausule van artikel 55/4, c) Vw de Belgische autoriteiten niet ontslaat van de verplichtingen die worden opgelegd door artikel 2 en 3 EVRM.