RvV: geen intrekking vluchtelingenstatus wegens fraude als risico op vervolging blijft bestaan

In arrest nr. 163.942 van 11 maart 2016 hervormt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een beslissing van het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) waarbij de vluchtelingenstatus werd ingetrokken op basis van fraude. De RvV was van mening dat de tegenstrijdige verklaringen van beide ouders niet voldoende waren om te spreken van ‘valse verklaringen die doorslaggevend zijn geweest voor de erkenning van de vluchtelingenstatus’ in de zin van art. 55/3/1 van de Verblijfswet.

De feiten

Op 5 januari 2012 dient een Guineese vrouw een asielaanvraag in samen met haar minderjarige dochter die in België geboren werd. Mevrouw roept daarbij een dubbele vrees in. Zij stelt enerzijds dat zij vreest vervolgd te worden door de personen die haar man hebben opgepakt. Anderzijds vreest zij dat haar dochtertje zal besneden worden door de familie van haar echtgenoot. Op 18 januari 2013 erkent het CGVS moeder en dochter op basis van het risico op besnijdenis in hoofde van de dochter.

Zeven maanden later vraagt ook de vader asiel in België. Het CGVS constateert echter tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van beide ouders omtrent het beroep van de vader, de datum van zijn arrestatie en de duur van zijn detentie in Guinee. Het CGVS meent dat hierdoor ook getwijfeld kan worden aan de verklaringen van mevrouw over het risico op besnijdenis van hun dochter en besluit om haar statuut van vluchteling in te trekken. Het CGVS zet zijn beslissing kracht bij door tal van rapporten die aantonen dat het aantal besnijdenissen in Guinea is afgenomen, zeker in stedelijke gebieden zoals dat waar het gezin vandaan komt.

RvV: restrictieve interpretatie intrekkingsvoorwaarden, objectief risico op besnijdenis blijft bestaan

De RvV is van mening dat de weigeringsbeslissing genomen door het CGVS niet voldoet aan de strikte voorwaarden van artikel 55/3/1, §2, 2° van de Verblijfswet. Dit artikel bepaalt dat het CGVS de vluchtelingenstatus kan intrekken wanneer de vluchtelingenstatus werd toegekend op grond van o.a. feiten die verkeerd zijn weergegeven of achtergehouden en van valse verklaringen die doorslaggevend zijn geweest voor de toekenning van de vluchtelingenstatus.

De RvV bepaalt dat deze voorwaarden strikt geïnterpreteerd moeten worden rekening houdende met de vergaande gevolgen van een intrekkingsbeslissing. De fraude moet betrekking hebben op de constitutieve elementen van de vrees voor vervolging. Dit wil zeggen dat de fraude van die aard moet zijn geweest, dat de vluchtelingenstatus niet zou zijn toegekend zonder het zich voordoen van de fraude.

De opgeworpen tegenstrijdigheden die volgens het CGVS als fraude en misleiding kunnen aanzien worden, hebben volgens de RvV enkel en alleen betrekking op de omstandigheden van de vlucht en dus niet op het risico op besnijdenis. Dat risico blijft aanwezig, ook zonder de tegenstrijdige verklaringen. De RvV volgt de redenering van het CGVS dus niet. De omstandigheden van de vlucht maken volgens de RvV geen constitutief element uit van de vrees voor vervolging en bijgevolg hervormt de RvV de intrekkingsbeslissing van het CGVS. De RvV heeft dan ook beslist om de moeder en haar kind alsnog te erkennen als vluchteling.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen