Ondanks fraude wordt Congolees erkend als ‘réfugié sur place’

In een arrest van 10 augustus 2015 hervormt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) de beslissing van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS). Aan een Congolese (DRC) asielzoeker wordt de vluchtelingenstatus toegekend. Eerdere fraude van de asielzoeker belet niet dat hij erkend wordt als ‘réfugié sur place’.

De feiten gaan over een Congolese man die verklaarde gewerkt te hebben op het kabinet van een Congolese minister. Deze functie zou op vraag van minister Mende door de man opgenomen zijn in naam van een neef. Toen de Congolese man in 2011 in Frankrijk was, heeft hij een asielaanvraag ingediend, opnieuw onder de naam van zijn neef. De procedure werd door de neef verder gezet. De man verklaarde dat toen hij terug was in Congo hij in oktober 2012 weigerde op vraag van minister Mende de M23-beweging te infiltreren. Na daarvoor mishandeld en opgesloten te zijn geweest, vluchtte de Congolese man naar België. Hij vroeg asiel aan op 5 november 2012 en sloot zich in dezelfde maand aan bij MIRGEC. De Congolese man vreest bij terugkeer geëxecuteerd te worden door president Kabila en minister Mende omwille van de weigering te infiltreren in de M23-beweging en zijn politieke activiteiten bij MIRGEC.

Op 24 oktober 2013 weigerde het CGVS de status van erkend vluchteling en subsidiair beschermde, maar op 6 mei 2014 werd de beslissing van het CGVS geannuleerd door de RvV. Het CGVS onderzocht de asielaanvraag opnieuw, en weigerde een beschermingsstatus op 15 oktober 2014. Het CGVS was van mening dat het geheel van de beweringen van de Congolese asielzoeker incoherent, contradictorisch en frauduleus was en ervoor zorgde dat de reële identiteit niet vastgesteld kon worden. Het CGVS stelde ook de vermeende arrestatie en opsluiting in oktober 2012 in vraag. Het lidmaatschap van MIRGEC werd niet in vraag gesteld maar er kon volgens het CGVS niet worden aangetoond dat de politieke activiteiten bij die beweging een voldoende zichtbaarheid hebben om persoonlijk geviseerd te worden door de Congolese autoriteiten.

De asielzoeker ging opnieuw in beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV), en bracht daarbij heel wat nieuwe documenten aan. Het CGVS blijft als verwerende partij in dat beroep echter bij zijn motivatie van de eerdere beslissing en wijst nogmaals op de poging tot fraude door de Congolese asielzoeker. Hij had immers in eerste instantie ontkend dat een eerdere asielaanvraag in Frankrijk werd ingediend. Het CGVS bleef er dus bij dat de reële identiteit niet vastgesteld kon worden. De verdediging van de Congolese asielzoeker brengt naar voor dat, met betrekking tot de vrees voor vervolging omwille van de politieke activiteiten in België, de man een sterke betrokkenheid heeft bij de Congolese oppositie vanaf zijn aankomst in België.

In zijn arrest van 10 augustus 2015 brengt de RvV naar voor dat onderzocht moet worden of de Congolese asielzoeker beschouwd kan worden als een ‘réfugié sur place’. De RvV verwijst onder meer naar artikel 5 van de Kwalificatierichtlijn (2011/95/EU): een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico ernstige schade te ondergaan kan gebaseerd zijn op gebeurtenissen die plaats hadden tijdens het vertrek van de verzoeker uit zijn herkomstland of op activiteiten uitgevoerd door de verzoeker sinds zijn vertrek uit het herkomstland. De RvV is van mening dat omwille van de zichtbaarheid van de verzoeker en omwille van het feit dat hij een Congolese tegenstander is, samen bekeken met zijn specifiek profiel in de DRC, het waarschijnlijk is dat de Congolese autoriteiten geïnformeerd worden of zonder moeilijkheden zijn politiek activisme in België ontdekken.

De RvV wijst ook op de fraude van de Congolese asielzoeker, die hij erkent, en herinnert tegelijk aan vaststaande rechtspraak waaruit besloten moet worden dat zijn verklaringen ertoe kunnen leiden dat het CGVS legitiem de goede trouw van de asielzoeker in vraag stelt. Maar dat stelt het CGVS er niet van vrij te onderzoeken of er een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade aanwezig is. De RvV brengt naar voor dat het militantisme van de Congolese asielzoeker in België en de vrees die hij heeft plausibel is en voldoende aangetoond is. De andere argumenten van de partijen en in het bijzonder de gebeurtenissen in de DRC worden door de RvV niet onderzocht. De man wordt dan ook erkend als vluchteling door de RvV.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen