Hof van Justitie spreekt zich uit over Dublin soevereiniteitsclausule

In arrest nr. C-4/11 van 14 november 2013 (Duitsland tegen Kaveh Puid) oordeelt het Hof van Justitie dat een Lidstaat die een asielzoeker niet naar de volgens de Dublin II Verordening verantwoordelijke Lidstaat kan terugsturen omdat hij er het risico zou lopen op onmenselijke behandeling, niet direct verplicht is om zelf deze asielaanvraag te behandelen. De staat moet eerst nagaan of er geen andere Dublin Lidstaat verantwoordelijk is. Het Hof van Justitie verwijst naar haar arrest nr. C-411/10 en C-493/10 van 21 december 2011.

K. Puid is op 20 oktober 2007 met een vliegtuig van Teheran naar Athene met valse identiteitsdocumenten in Griekenland aangekomen. Na vier dagen in Griekenland te hebben verbleven, is hij verder gereisd naar Duitsland, waar hij zijn asielaanvraag heeft ingediend. Op 14 december 2007 heeft het Bundesamt zijn asielverzoek onontvankelijk verklaard en zijn overdracht aan Griekenland gelast. In het kader van de beroepsprocedure oordeelde het Verwaltungsgericht dat Duitsland verplicht was om zelf de asielaanvraag van Puid in behandeling te nemen op basis van de soevereiniteitsclausule (art. 3, lid 2 van de Dublin II Verordening), met name gelet op de wijze waarop asielzoekers in Griekenland worden opgevangen en hun asielaanvragen er worden behandeld. Tegen deze beslissing heeft Duitsland hoger beroep ingesteld bij het Hessische Verwaltungsgerichtshof, die vervolgens een prejudiciële vraag heeft gesteld aan het Hof van Justitie.

Het Hof van Justitie oordeelt dat een Lidstaat die een asielzoeker krachtens de Dublin II Verordening niet naar een andere Lidstaat kan terugsturen omdat hij er het risico zou lopen op onmenselijke behandeling, niet direct verplicht is om zelf deze asielaanvraag in behandeling te nemen. De betrokken Lidstaat moet eerst verder nagaan of er geen andere Lidstaat volgens een van de Dublin criteria verantwoordelijk is om de asielaanvraag te behandelen. Die procedure mag echter niet onredelijk lang duren. Indien nodig moet de betrokken Lidstaat de asielaanvraag zelf behandelen. Het Hof verwijst daarvoor naar haar arrest nr. C-411/10 en C-493/10 van 21 december 2011.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen