Hof van Cassatie verduidelijkt recht op OCMW-steun bij medische overmacht

In arrest nr. S.15.0041.F van 15 februari 2016 oordeelt het Hof van Cassatie dat een vreemdeling die om medische redenen geen gevolg kan geven aan een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV), recht heeft op maatschappelijke dienstverlening van het OCMW. Om te bepalen of er zo'n 'medische overmacht' is, moet nagegaan worden of de vreemdeling in het herkomstland effectief toegang heeft tot de noodzakelijke zorgen.

Het vernietigde arrest van het Hof van Beroep van Luik stelde dat om te kunnen spreken van een absolute onmogelijkheid om toegang te hebben tot medische zorgen in het herkomstland, de zorgen volledig onbestaande moeten zijn. Het Luikse Hof keek daarvoor naar de structuren of de toegang tot de medicatie, maar hield geen rekening met de hoge kost van geneesmiddelen en de financiële ontoegankelijkheid ervan voor de verzoeker.

Maatschappelijke dienstverlening bij onmogelijkheid tot terugkeer

Het Hof van Cassatie stelt in zijn arrest dat de beperking van maatschappelijke steun van het OCMW tot dringende medische hulp voor vreemdelingen zonder wettig verblijf (artikel 57 §2 OCMW-wet), niet van toepassing is op een vreemdeling die zich in de absolute onmogelijkheid bevindt om gevolg te geven aan een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) omdat hij geen effectieve toegang heeft tot de (noodzakelijke) adequate medische zorgen in zijn herkomstland.

Zowel het Hof van Cassatie als het Grondwettelijk Hof spraken zich in het verleden al uit over het recht op maatschappelijke dienstverlening voor vreemdelingen zonder wettig verblijf die zich in de onmogelijkheid bevinden om gevolg te geven aan een BGV:

  • omwille van medische redenen (zie arrest nr. 80/99 van het GwH van 30 juni 1999 in antwoord op een prejudiciële vraag) of;
  • omwille van overmacht (zie arrest nr. S.98.0010.F van het Hof van Cassatie van 18 december 2000).

Het buiten beschouwing laten van de beperking van artikel 57 §2 OCMW-wet voor vreemdelingen zonder wettig verblijf in geval van overmacht, geeft nog steeds aanleiding tot rechtspraak omdat OCMW’s de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en het Hof van Cassatie niet altijd volgen. Bovendien betaalt de POD MI enkel de steun terug die OCMW’s toekennen aan vreemdelingen die zich in een overmachtssituatie bevinden en daarom geen gevolg kunnen geven aan het BGV, als het OCMW hiertoe veroordeeld werd door de rechterlijke macht. Als de vreemdeling een verlenging van de termijn van het BGV verkreeg op grond van zwangerschap, geboorte of medische redenen, betaalt de POD MI wel de steun terug die het OCMW toekent. De POD MI betaalt de kosten terug binnen de grenzen vastgelegd door het Ministerieel Besluit van 30 januari 1995 en voor zover een voorafgaand sociaal onderzoek het bestaan en de omvang van de nood heeft kunnen vaststellen.

Noteer wel dat het al dan niet kunnen terugvorderen van de toegekende steun bij de POD MI geen criterium is voor de toekenning van steun door het OCMW.

Invulling van het begrip overmacht

Het Hof van Beroep te Luik stelt in het bestreden arrest dat de betrokkene moet aantonen dat de zorgen volledig onbestaande zijn in het herkomstland om aan te tonen dat hij zich in de absolute onmogelijkheid bevindt om gevolg te geven aan het BGV.

Nochtans aanvaardden verschillende lagere rechtbanken al dat medische overmacht ook kan ingeroepen worden als het onmogelijk is voor de betrokkene om de medische behandeling in het herkomstland te bekomen, onder andere rekening houdend met de kostprijs van de behandeling. Ook het Hof van Cassatie verduidelijkt dit nu met zijn recente arrest: omdat de rechter van het Hof van Beroep weigert te onderzoeken of de specifieke omstandigheden de betrokkene verhinderen om effectief toegang te hebben tot de medische zorgen, vernietigt het Hof het bestreden arrest.

Met het recente arrest geeft het Hof van Cassatie dus verder invulling aan het begrip (medische) overmacht in kader van het recht op maatschappelijke dienstverlening voor vreemdelingen zonder wettig verblijf.