Fedasil moet continuïteit van opvang garanderen voor afgewezen asielzoekers met minderjarige kinderen

Fedasil mag niet eisen dat afgewezen asielzoekers met minderjarige kinderen de materiële opvang verlaten om hun behoeftigheid te laten vaststellen door het OCMW, vooraleer zij opnieuw opvang kunnen krijgen. Als deze mensen een verlenging van de opvang vragen omwille van bijzondere omstandigheden, dan moet Fedasil die op een redelijke manier evalueren. Fedasil moet rekening houden met het hoger belang van het kind om niet in een situatie te komen waarbij de essentiële behoeften niet verzekerd worden. Fedasil moet de opvang verder blijven garanderen, minstens in afwachting van een reactie van het OCMW.

Zo oordeelde het Arbeidshof van Brussel in haar arrest van 22 mei 2014.

Feiten

Een Afghaans koppel met minderjarige kinderen verbleef in een materiële opvangstructuur tijdens hun asielprocedures. Na definitieve afwijzing van hun asielaanvragen op 13 november 2009, werden ze nog verder opgevangen, tot wanneer hun medische regularisatieaanvraag (artikel 9ter Verblijfswet) afgewezen werd met een onontvankelijkheidsbeslissing op 28 april 2010. Ze verbleven in een materiële opvangplaats van Socialistische Solidariteit.

Op 3 mei 2010 vroegen ze Fedasil om een verlenging van hun opvang omwille van bijzondere omstandigheden en omdat mevrouw zeven maanden zwanger was (artikel 7 Opvangwet), en ook omdat ze nog recht hadden op opvang wegens hun minderjarige behoeftige kinderen (artikel 60 Opvangwet en Koninklijk Besluit van 24 juni 2004).

Fedasil weigerde de aanvraag tot verlenging in juni 2010 omdat die laattijdig zou zijn ingediend, en verwees betrokkenen naar het OCMW voor een aanvraag tot opvang. Voor opvang op basis van artikel 60 Opvangwet en het KB van 24 juni 2004 moet het OCMW een sociaal onderzoek voeren naar de behoeftigheid van betrokkenen. Dat was nog niet gebeurd.

Betrokkenen gingen in beroep tegen deze beslissing van Fedasil:

  • Op 1 juli 2010 veroordeelt de arbeidsrechter van Brussel Fedasil in kort geding tot verlenging van de opvang in afwachting van een uitspraak ten gronde.
  • Op 11 februari 2011 veroordeelde de arbeidsrechter Fedasil ten gronde tot opvang en het OCMW tot een sociaal onderzoek.

Zowel Fedasil als het OCMW gingen tegen dit vonnis in beroep bij het Arbeidshof van Brussel.

Het OCMW nodigde betrokkenen vervolgens uit in het kader van hun aanvraag tot opvang volgens het KB van 24 juni 2004. Het gezin liet weten opvang in een opvangstructuur te aanvaarden en sprak haar voorkeur uit om verder te verblijven in de woning van de Socialistische Solidariteit (die deel uitmaakt van de opvangstructuur).

Arrest van Arbeidshof Brussel van 22 mei 2014

Het Arbeidshof stelt vast dat deze mensen, tijdens de aanvraag tot verlenging van opvang, voldeden aan alle voorwaarden voor een recht op opvang als gezin in onwettig verblijf met minderjarige kinderen (artikel 60 Opvangwet en KB van 24 juni 2004). De bevoegdheid van het OCMW beperkt zich in dat geval tot het vaststellen van de behoeftigheid doordat de ouders hun onderhoudsplicht niet kunnen nakomen (artikel 57, §2 OCMW-wet).

De aanvraag tot verlenging van de opvang is gebaseerd op verschillende bepalingen van artikel 7 Opvangwet:

  • De aanvraag tot verlenging van de opvang, die volgde op de onontvankelijkverklaring van de 9ter aanvraag, riep bijzondere omstandigheden in (de medische onmogelijkheid om de opvangstructuur te verlaten en de zwangerschap van mevrouw), zoals bedoeld in artikel 7, §3 van de Opvangwet.
  • Daarnaast vroegen de ouders ook een verlenging van opvang in toepassing van artikel 7, §1 Opvangwet (als familie van een opvanggerechtigde), aangezien hun minderjarige kinderen nog een recht op opvang hebben op basis van artikel 60 Opvangwet.

Het Arbeidshof analyseert de verschillende bepalingen van artikel 7 Opvangwet:

  • Artikel 7, §1 Opvangwet voorziet geen termijn waarbinnen een aanvraag moet worden ingediend. Het gaat om een recht op verlenging zonder dat een aanvraag moet ingediend worden. De voorbereidende werken bij de Opvangwet stellen dat een vreemdeling die familie is van een opvanggerechtigde vreemdeling (artikel 7, §1 Opvangwet) ‘automatisch’ recht heeft op een verlenging van opvang, op grond van respect voor het gezinsleven.
  • De weigering van Fedasil wegens laattijdige aanvraag is onterecht. Er is alleen een termijn voor aanvragen tot verlenging op basis van artikel 7, §2 Opvangwet, namelijk voor het uitwijzingsbevel na afwijzing van de asielaanvraag verstrijkt. Maar die termijn is pas ingevoerd door de wet van 30 december 2009. In het geval van deze familie was die termijn al verstreken voor de termijn in werking trad. Zij hadden onder de oude wet nog een automatisch recht op verlenging van opvang tijdens hun 9ter-procedure (tot 28 april 2010).
  • Artikel 7, §3 Opvangwet laat Fedasil toe om in bijzondere omstandigheden betreffende het respect voor de menselijke waardigheid af te wijken van de voorwaarden voor verlenging van het recht op opvang. Maar ondanks de vraag van betrokkenen, die gestaafd was met een medisch attest van zeven maanden zwangerschap, sprak Fedasil zich niet uit over die aanvraag en over de appreciatie van die bijzondere omstandigheid.

Volgens het Arbeidshof verwees Fedasil bij zijn weigering ten onrechte naar de procedure bij het OCMW die normaal gevolgd moet worden in geval van minderjarige kinderen (artikel 57, §2 OCMW-wet):

  • Een dergelijke eis stellen is niet verantwoord. Het doel van de tussenkomst van het OCMW is alleen de vaststelling van de behoeftigheid van de minderjarige kinderen. Fedasil moet daarnaast de ingeroepen bijzondere omstandigheden om de continuïteit van de opvang te behouden op een redelijke manier appreciëren.
  • Fedasil moet bij elke beslissing die kinderen aangaat op de eerste plaats het hoger belang van het kind in overweging nemen. Dat volgt uit artikel 3 van het Kinderrechtenverdrag.
  • Volgens het Hof was de behoeftigheid van het gezin als zij de opvangstructuur zouden moeten verlaten overduidelijk door de individuele omstandigheden. Door van het gezin te eisen dat ze de formele procedure via het OCMW zouden doorlopen alvorens opvang aan de kinderen toe te kennen, stelde Fedasil deze kinderen bloot aan een situatie waarin hun essentiële behoeften niet langer verzekerd zouden worden. Fedasil had minstens in afwachting van een reactie van het OCMW (of van een sanctie wegens gebrek aan reactie van het OCMW), de opvang verder moeten blijven garanderen.