EHRM: Onzekere situatie tijdens lange asielprocedure is strijdig met artikel 8 EVRM

De Griekse autoriteiten lieten een asielzoeker 12 jaar lang in een precaire en onzekere situatie leven door maar geen beslissing te nemen over zijn asielaanvraag. Het EHRM oordeelt voor het eerst dat dit het recht op respect voor privé- en familieleven (artikel 8 EVRM) schendt.

In vroegere rechtspraak stelden de rechters enkel inbreuken vast wanneer de onzekere situatie ook een onmenselijke behandeling betekende (artikel 3 EVRM), bijvoorbeeld omwille van de slechte opvangomstandigheden (arrest M.S.S. t. België en Griekenland). Van nu af aan is duidelijk dat de overheid in de afwachting van een beslissing over een asielaanvraag niet enkel over de materiële omstandigheden moet waken, maar evengoed de asielzoeker niet onredelijk lang in de onmogelijkheid kan laten zich op professioneel en persoonlijk vlak te ontwikkelen binnen de staat waar de asielaanvraag hangende is.

Feiten: man wacht meer dan 12 jaar op beslissing asielaanvraag

De vervolging omwille van zijn pro-Koerdisch gedachtegoed en politiek activisme, zette in 2002 een Turkse man aan om naar Griekenland te vluchten en daar asiel aan te vragen. In eerste aanleg wezen de autoriteiten zijn asielaanvraag af. Naar aanleiding van de beroepsprocedure, schreef het Raadgevend Comité inzake Asiel een positief advies uit om zijn aanvraag alsnog te erkennen. De Griekse procedure vereist dat de Minister van Openbare Orde binnen de 90 dagen een nieuwe beslissing neemt op basis van dat advies. Maar op het ogenblik dat de zaak voorkwam voor het EHRM had de overheid nog steeds geen beslissing genomen. Dit betekent dat de man al meer dan 12 jaar in onzekerheid leeft.

In afwachting van een beslissing over de asielaanvraag, kreeg de verzoeker geen verblijfsvergunning of andere rechten. Zijn asielkaart beschermde enkel tegen een uitzetting.

De man richtte zich in 2015 tot het EHRM waar hij een schending inriep van artikel 3 en 8 EVRM, in combinatie met artikel 13 (recht op een effectief rechtsmiddel) en artikel 14 EVRM (verbod van discriminatie) omdat hij meende dat hij gediscrimineerd werd omwille van zijn nationaliteit.

Lang aanhoudende periode van kwetsbaarheid en onzekerheid schendt artikel 8 EVRM

Het EHRM herhaalt zijn vaste rechtspraak dat artikel 8 geen recht inhoudt op enig type van verblijfsvergunning. Beslissingen over het verblijf, de vestiging en verwijdering van vreemdelingen behoren tot de statelijke soevereiniteit.

Het EHRM stelt hier wel dat de schending van artikel 8 EVRM voortvloeit uit het feit dat de verzoeker gedurende een periode van 12 jaar in een onzekere situatie moest leven. Door zijn precaire status tijdens die periode kon de verzoeker geen gezinshereniging aanvragen, enkel zonder werkvergunning werken in de bouw, kon hij zich niet inschrijven aan de universiteit, kon hij geen bankrekening openen, geen taks-nummer verkrijgen om een zelfstandige activiteit uit te oefenen, geen rijbewijs halen. De autoriteiten gaven hiervoor geen enkele verklaring.

Het EHRM concludeerde daarom dat de Griekse overheid gefaald had te voldoen aan de positieve verplichting onder artikel 8 EVRM om effectieve en toegankelijke middelen te voorzien ter bescherming van het recht op eerbiediging van het privéleven. Deze positieve verplichting houdt onder meer in dat de bevoegde instanties de asielaanvraag van de verzoeker binnen een redelijke termijn moeten onderzoeken om zo zijn toestand van onzekerheid tot een minimum te beperken.

Rekening houdend met deze conclusies, oordeelde het EHRM dat er ook sprake is van een schending van artikel 13 EVRM in samenhang met artikel 8. Daarnaast zou Griekenland artikel 3 EVRM schenden, mocht de man worden uitgeleverd aan de Turkse autoriteiten, zonder dat de Griekse autoriteiten zijn persoonlijke omstandigheden ex nunc zouden beoordelen. Het EHRM vond het echter niet nodig om een afzonderlijk onderzoek te voeren op grond van artikel 14 EVRM (verbod op discriminatie).

Wat kan dit betekenen voor België?

Het EHRM stelt in deze zaak voor het eerst dat artikel 8 EVRM een positieve verplichting inhoudt voor de staten om asielverzoeken zo snel mogelijk te behandelen om zo de periode van kwetsbaarheid en onzekerheid die daarmee gepaard gaat zo kort mogelijk te houden. Worden asielzoekers in België geconfronteerd met een situatie die gelijkaardig zou zijn aan deze, dan kunnen advocaten voortaan naast artikel 3 EVRM ook met meer slaagkansen artikel 8 EVRM inroepen. Het is hierbij belangrijk goed aan te tonen op welke wijze het uitblijven van een beslissing van de overheid de asielzoeker in een te lange periode van kwetsbaarheid en onzekerheid laat. We merken hierbij op dat de situatie van een asielzoeker in België anders is dan die in Griekenland. Zo heeft de asielzoeker eens hij geregistreerd is meer rechten: hij mag werken na vier maanden (als het CGVS dan nog geen beslissing nam), hij heeft een voorlopig verblijfsdocument, etc. Gezinsleden laten overkomen via gezinshereniging is echter pas mogelijk na een erkenning. Zolang een asielzoeker niet officieel geregistreerd is en nog in de fase van preregistratie zit, heeft hij daarentegen nauwelijks rechten die hij in België kan openen. Deze fase is niet wettelijk geregeld en maakt de asielzoeker extra kwetsbaar.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen