DVZ-ambtenaren niet bevoegd voor beslissing over gezinshereniging van “andere familie van Unieburger”

Geactualiseerd op 14 januari 2016

Het Delegatiebesluit van 18 maart 2009 gaf geen formele machtiging aan een attaché van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) om te beslissen over het nieuwe recht op gezinshereniging van “andere familieleden" van een Unieburger. Dat zegt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) in een schorsingsarrest van 3 oktober 2014 (nr. 130.817), dat geveld is door een kamer met drie rechters.

Artikel 47/1, 47/2 en 47/3 Verblijfswet voerden dit nieuwe recht op gezinshereniging in, vanaf 15 mei 2014. Zolang het Delegatiebesluit niet aangepast was, moesten beslissingen over dergelijke aanvragen tot gezinshereniging persoonlijk genomen en ondertekend zijn door de minister of staatssecretaris die bevoegd is voor migratie. Anders kan de RvV de beslissing schorsen en vernietigen.

Sinds 14 januari 2016 is deze wettelijke lacune opgelost. Het op 8 januari 2016 aangepaste delegatiebesluit is van kracht sinds 14 januari 2016.

Andere familieleden van Unieburgers

Sinds 15 mei 2014 hebben sommige andere familieleden van Unieburgers een recht op gezinshereniging. Artikel 47/1 Verblijfswet somt de volgende "andere familieleden" op:

  • de partner met wie de Unieburger een deugdelijk bewezen duurzame relatie heeft, en die niet in aanmerking komt voor gezinshereniging als “wettelijk geregistreerde partner” van de Unieburger;
  • een familielid dat in het land van herkomst ten laste is of deel uitmaakt van het gezin van de Unieburger, en dat niet in aanmerking komt voor gezinshereniging als echtgenoot, gelijkgestelde partner, wettelijk geregistreerde partner, (stief)(klein)kind of (schoon)(groot)ouder van de Unieburger;
  • een familielid dat vanwege ernstige gezondheidsredenen een persoonlijke verzorging door de Unieburger strikt behoeft, en dat niet in aanmerking komt voor gezinshereniging als echtgenoot, gelijkgestelde partner, wettelijk geregistreerde partner, (stief)(klein)kind of (schoon)(groot)ouder van de Unieburger.

Bevoegdheid van de DVZ

Net zoals elk ander administratief orgaan moet de bevoegdheid van de DVZ om beslissingen te nemen voorzien zijn in de wet of in de Grondwet. Volgens de RvV is er in dit geval een wettelijke basis:

  • Artikel 47/1 Verblijfswet bepaalt niet uitdrukkelijk wie bevoegd is om beslissingen te nemen over dergelijke aanvragen.
  • Maar de bepalingen in Titel I en II, Hoofdstuk I van de Verblijfswet, zijn ook van toepassing op de andere familieleden. Deze bepalingen vermelden een beslissingsbevoegdheid van "de minister of zijn gemachtigde".
  • Ook uit artikel 47/3 §1 Verblijfswet leidt de RvV af dat de “minister of zijn gemachtigde” bevoegd is om dergelijke aanvragen te onderzoeken en er een beslissing over te nemen.

Daarnaast moet de ambtenaar die de beslissing neemt over de aanvraag ook formeel gemachtigd zijn om in casu op te treden als “gemachtigde van de minister”. Dat moet blijken uit een delegatiebesluit waarbij de betrokken minister een ambtenaar machtigt beslissingen te nemen in de hoedanigheid van gemachtigde van de minister. Volgens de RvV was er in dit geval geen formele machtiging:

  • De delegaties van bevoegdheid aan een attaché bij de DVZ zijn geregeld in artikel 6 van het Ministerieel Besluit van 18 maart 2009 houdende delegatie van bepaalde bevoegdheden van de Minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna “Delegatiebesluit”).
  • Volgens de RvV voorziet noch artikel 6 Delegatiebesluit, noch enige andere bepaling van dit besluit in een formele machtiging aan een attaché van de DVZ om beslissingen te nemen over aanvragen op basis van artikel 47/1 Verblijfswet.

Daaruit concludeert de RvV dat de bestreden beslissing op het eerste zicht genomen werd door een onbevoegde ambtenaar.

Gevolgen van het arrest en aanpassing van het Delegatiebesluit

Het arrest deed nog geen uitspraak over de grond van de zaak.

Volgens dit schorsingsarrest kon de DVZ voorlopig geen rechtsgeldige beslissingen nemen over aanvragen gezinshereniging ingediend door andere familieleden van Unieburgers. Voorlopig was alleen de minister of staatssecretaris die bevoegd is voor migratie, bevoegd om persoonlijk dergelijke beslissingen te nemen en te ondertekenen.

  • Voor beslissingen tussen 15 mei en 10 oktober 2014 was dat staatssecretaris (sinds 25 juli minister) Maggie De Block, en (tot 24 juli) minister Annemie Turtelboom.
  • Voor beslissingen vanaf 11 oktober 2014 is dat staatssecretaris Theo Francken, en minister Jan Jambon.

Om ook de DVZ bevoegd te maken, moest de minister of staatssecretaris die bevoegd is voor migratie, eerst het Delegatiebesluit wijzigen. Dat is gebeurd op 8 januari 2016 en van kracht sinds 14 januari 2016.

  • Van 15 mei 2014 tot 13 januari 2016 was DVZ onbevoegd om te beslissen over dergelijke aanvragen.
  • Sinds 14 januari 2016 zijn de gemachtigde ambtenaren van DVZ ook zelf bevoegd om te beslissen over dergelijke aanvragen.