Arbeidsrechtbank geeft erkende vluchteling uitstel van vertrek uit opvang

Op 7 januari 2016 veroordeelde de Arbeidsrechtbank van Brussel Fedasil tijdelijk tot verdere opvang van een erkende vluchteling.

Feiten

De zaak ging over een Eritrese alleenstaande vrouw die op 29 oktober 2015 erkend werd als vluchteling. Op basis van de instructies van Fedasil over het einde van de steun die ze ontving, moest zij de opvang van Fedasil ten laatste twee maanden later verlaten: op 5 januari 2016. Tijdens deze twee maanden moest zij een woning zoeken en de overgang maken naar financiële steun.

Dit lukte echter niet binnen deze termijn, waardoor ze een aanvraag om uitstel moest indienen bij Fedasil. Ze motiveerde die aanvraag op basis van het feit dat zij ondanks haar zoektocht vanaf dag één en de ondersteuning die ze daarbij kreeg van de sociaal assistente, heel wat moeilijkheden ondervond bij haar zoektocht. Bovenop het probleem dat veel huiseigenaars niet happig zijn om te verhuren aan een persoon die afhankelijk is van het OCMW, is zij analfabete en staat ze nog steeds op de wachtlijst voor Nederlandse les. Daarnaast haalde ze aan dat ze hier een zeer beperkt sociaal netwerk heeft en geen familie.

Ze vroeg een maand uitstel van vertrek uit de opvang. Fedasil weigerde deze aanvraag en stelde dat zij de opvang moest verlaten binnen de drie werkdagen vanaf de betekening van de beslissing: op 12 januari 2016.

Eenzijdig verzoekschrift bij Arbeidsrechtbank Brussel

De advocaat diende tegen deze beslissing een dringend eenzijdig verzoekschrift in bij de arbeidsrechtbank van Brussel. Omdat de procedure op eenzijdig verzoekschrift een uitzonderingsprocedure is waarbij de tegenpartij niet gehoord wordt, gaat de voorzitter altijd eerst na of er wel degelijk sprake is van hoogdringendheid.

Deze zaak werd ontvankelijk verklaard omdat de vrouw de opvang moest verlaten binnen de drie werkdagen, wat volgens de rechter kan leiden tot een mensonterende situatie in strijd met artikel 3 EVRM. Verder neemt de voorzitter aan dat het op zich al een moeilijke opdracht is voor een alleenstaande erkende vluchteling om binnen de twee maanden een betaalbare woning te vinden. Bovendien blijkt mevrouw geen netwerk te hebben en is ze analfabete. In het midden van de winter op straat worden gezet zou een mensonwaardige situatie veroorzaken, die in strijd is met artikel 3 EVRM en artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

De voorzitter veroordeelde Fedasil tot:

  • twee maanden extra opvang op straffe van een dwangsom van 60 euro met een maximum van 2.500 euro,
  • op voorwaarde dat de vluchtelinge Fedasil bewijzen blijft leveren van haar zoektocht naar een woning.
Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen