Hof van beroep Luik - 2014/RG/914 - 4-11-2014

Samenvatting

De termijn van drie maanden waarbinnen het parket advies moet geven, begint te lopen op de datum van het ontvangstbewijs van de aanvraag van het attest van geen huwelijksbeletsel op de ambassade en dus niet op de datum van de ontvangstmelding door het parket aan de ambassade. De wet schrijft zelfs geen ontvangstmelding voor van het parket aan de ambassade, noch een termijn voor de communicatie tussen de ambassade en de Procureur des Konings.
De eerste rechter heeft terecht geoordeeld dat het de geest van de wet was om tot een dynamisch beheer te komen zodat het parket de termijn maar kan verlengen met twee maanden. Als we de redenering van de Procureur zouden volgen zou de behandelingstermijn oneindig kunnen gerekt worden. Als het parket van oordeel is over onvoldoende tijd te beschikken om het dossier te onderzoeken, voorziet de wet dat het parket een verlenging kan vragen van twee maanden, wat niet gebeurd is hier ter zake. Het attest werd volgens de ontvangstmelding aangevraagd op 5 december 2013 . Het verzet van de procureur des konings van 24 maart 2014 kwam pas na 3 maanden, en dus buiten de termijn. In dit geval moet het hoofd van het consulaat dus onverwijld het attest afleveren. Dit geldt ook al weigerde het consulaat op 19 februari om het attest af te leveren wegens schijnhuwelijk (art. 146bis BW).