Detentie van Unieburgers, hun familieleden en familieleden van Belgen

Vrijheidsberoving

Unieburgers en hun familieleden kunnen vastgehouden worden voor de tijd die strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van het bevel om het grondgebied te verlaten (BGV). 

Detentie is enkel mogelijk:

  • als redenen van openbare orde, nationale veiligheid of volksgezondheid het vereisen, en
  • er geen andere, minder dwingende maatregelen, doeltreffend toegepast kunnen worden. De Verblijfswet specifieert niet wat begrepen moet worden onder “andere, minder dwingende maatregelen”. Mogelijk gaat het om de zgn. “preventieve maatregelen”, die de Koning nog moet bepalen in een in ministerraad overlegd besluit.

Het doel van de detentie is de uitvoering van het BGV te garanderen.

Een vrijheidsberoving van Unieburgers en hun familieleden houdt een inperking in van het Europees vrij personenverkeer. Volgens de Burgerschapsrichtlijn (artikel 27) moeten dergelijke maatregelen steeds in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel. Volgens dit principe, dat een algemeen rechtsbeginsel is van het Unierecht, moet een wetgevende handeling van een lidstaat:

  • geschikt zijn om zijn doel te bereiken. De vraag is of het doel (de bescherming van de openbare orde) effectief bereikt kan worden door het doen terugkeren van een Unieburger of zijn familielid (via administratieve vrijheidsberoving en repatriëring), in een Europese ruimte zonder binnengrenzen.
  • noodzakelijk zijn en niet verder gaan dan nodig om het doel te bereiken. De Verblijfswet voorziet wel dat detentie enkel mogelijk is voor zover er geen andere, minder dwingende maatregelen, doeltreffend toegepast kunnen worden. Maar de wet verduidelijkt nergens wat deze minder dwingende maatregelen dan wel zijn. 
  • proportioneel zijn. Dit houdt in dat de overheid een afweging maakt van alle relevante belangen. De Verblijfswet voorziet geen enkele proportionaliteitstoets bij het nemen van de beslissing tot vasthouding, waarbij men terdege rekening houdt met de belangen van de betrokken Unieburger en/of zijn familielid.

Beroepsmogelijkheden tegen vrijheidsberoving

Je kan een verzoek tot invrijheidsstelling indienen bij de raadkamer van de correctionele rechtbank. Dat gebeurt best zo snel mogelijk na de vrijheidsberoving. Je mag het beroep om de maand opnieuw indienen. De termijn van een maand begint te lopen vanaf de laatste beschikking of arrest van het onderzoeksgerecht tot handhaving van de detentie.

De raadkamer gaat alleen na of de maatregelen van vrijheidsberoving of tot verwijdering van het grondgebied in overeenstemming zijn met de wet. De raadkamer mag zich niet uitspreken over de gepastheid van de maatregelen. De raadkamer spreekt zich dus niet uit over de opportuniteit van de beslissing tot vrijheidsberoving. 

De rechtspraak van de raadkamer van de verschillende gerechtelijke arrondissementen is niet eenduidig. De grens tussen de controle van de wettelijkheid en de opportuniteit is soms dun.

Als je een verzoek tot invrijheidsstelling instelt, dan schort dat de uitvoering van de verwijderingsmaatregel niet op. Daardoor is het beroep bij de raadkamer vaak weinig effectief. De effectiviteit van het beroep verschilt bovendien per gerechtelijk arrondissement.

Tegen de beslissing van de raadkamer kan je binnen de 24 uur na de betekening een beroep instellen bij de Kamer van inbeschuldigingstelling. De DVZ kan zelf ook een beroep instellen tegen de beslissing van de raadkamer. Je blijft opgesloten tot de KI zich uitspreekt. 

Tegen een arrest van de KI dat de vrijheidsberoving handhaaft of beveelt, kan je binnen de 15 dagen cassatieberoep indienen. Tegen een arrest van invrijheidstelling kan de DVZ cassatieberoep aantekenen. Tijdens het cassatieberoep blijf je opgesloten.

Duur van de opsluiting

Volgens de Verblijfswet kan een Unieburger of zijn familielid opgesloten worden voor de tijd die strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van het bevel om het grondgebied te verlaten (BGV).

Twee maanden

De duur van de vrijheidsberoving is beperkt tot maximum twee maanden. 

Vijf maanden

De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) kan de termijn van twee maanden telkens met een periode van twee maanden verlengen op voorwaarde dat de volgende voorwaarden allemaal vervuld zijn:

  • De minister of DVZ heeft de nodige stappen ondernomen om de Unieburger en/of zijn familielid te repatriëren binnen 7 werkdagen na hun opsluiting
  • De minister of DVZ heeft de nodige stappen om de Unieburger en/of zijn familielid te repatriëren, voortgezet met de vereiste zorgvuldigheid
  • De effectieve repatriëring van de Unieburger en/of zijn familielid is nog steeds mogelijk binnen een redelijke termijn 

De eerste verlenging van de termijn van de vrijheidsberoving mag bevolen worden door DVZ. Vanaf de tweede verlenging kan de beslissing alleen door de minister genomen worden. De minister dient dan bij de raadkamer een verzoekschrift in om over de wettigheid van de verlenging een uitspraak te bekomen. Als de verlenging onwettig wordt bevonden, moet de Unieburger en/of zijn familielid vrijgelaten worden. 

De vrijheidsberoving mag maximum vijf maanden duren. 

Acht maanden

Als de vrijheidsberoving noodzakelijk is voor de bescherming van de openbare orde of de nationale veiligheid kan de verlengde termijn na vijf maanden nog verder verlengd worden met telkens een maand tot de termijn van acht maanden bereikt is.    

Kritische opmerking

Detentie van Unieburgers en hun familieleden houdt een inperking in van het Europees vrij personenverkeer. Volgens de Burgerschapsrichtlijn (artikel 27) moeten dergelijke maatregelen steeds in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel. Dat houdt onder meer in dat de opsluiting noodzakelijk moet zijn en niet verder mag gaan dan nodig om zijn doel te bereiken. De vraag stelt zich of een vrijheidsberoving van maximum acht maanden, identiek aan de detentieregeling voor derdelanders, noodzakelijk is gezien het relatieve gemak waarmee een Unieburger geïdentificeerd en gerepatrieerd kan worden naar zijn lidstaat van herkomst. Lidstaten zijn immers, in tegenstelling tot derde landen, ingevolge het Europese loyaliteitsprincipe ertoe gebonden mekaar te helpen. Dat betekent dat zij zullen moeten meewerken aan een gedwongen terugkeer van een eigen onderdaan door een andere lidstaat.

Detentie van minderjarigen?

Mogen nooit vastgehouden worden:

  • niet-begeleide minderjarige Unieburgers
  • het niet-begeleide minderjarige familielid van een Unieburger
  • het gezin van een Unieburger, als minstens één gezinslid minderjarig is

Meer info